Amsterdamse nacht

Oost dat overdag met krappe markten praalt
ligt in de nacht plompverloren open
nadat het werd kapotgeschoten
door een god die van het leven baalt

wij lopen door de modderzieke regen
langs buizen van een stedelijk project
de tramlijn steekt uit als een walgelijk insect
het stratennet houdt alle mensen tegen

het is kwart voor drie - het was toch half acht?
het lijkt alsof je naast mij staat te dansen
onder scheve viaducten, bij een FEBO
jouw kwaaie dronk weer weg aan het schransen

het straatlicht slaat ons als een zaklamp gade
de woonboot stoot tegen de kade
en miezel giet mijn fietzak vol met water

een tochtvlaag houdt ons op aan de Czaar Peterstraat
de scooterjochies worden door de smeris weggejaagd

rokers kun je hier al horen slapen
zoek in je broekzak, heb jij iets paraat?
want alles zit potdicht en wij zijn overal te laat

het stadsdeel lijkt zichzelf te willen overbruggen
vanaf de kade naar een nieuw soort achtertuin
vanuit de schaduw naar een veld met nog meer puin

wij staan er machteloos omhoog te kijken
hoe een bouwlamp door de regen schijnt
op het laatste stukje godverlaten tussentijd

                                    *

( De eerste versie van dit mooie vers stuurde ik op naar de schrijfwedstrijd “Schrijf je Straat” van SCHRIJVERS UIT OOST. Het viel niet in de prijzen. Nadat ik de jury herhaaldelijk om uitleg vroeg, heb ik het opgegeven. )